InhoudPascal Kolkhuis Tanke
Zeven Nomadische Jaren
ISBN 973-7865-18-9
12,5x20

336 p.

      WOORD VOORAF
      Op 1 juni 1998 fietste ik weg uit Breukelen, vanuit het huis waar ik was verwekt en na een lunch met allen waarvan ik het jammer vond ze zeker een jaar niet te zien. Het kompas wees naar het oosten, verder lag de reisroute niet vast. De fietstassen puilden uit van de spullen waarvan ik dacht ze nodig te hebben; maar van groter belang waren de vragen die ik meenam: wilde ik het tweede deel van mijn leven met een vrouw delen? Zouden kinderen zo’n samenleven vollediger maken? Welke plek op deze aardbol was de mijne? En wat zou ik vervolgens gaan doen om de kost te verdienen?
      Wat ik vooral meenam op de fiets, was een schreeuwende behoefte aan avontuur.

      Op 4 februari 2005 draaiden mijn zwangere vrouw Dorina, ons zoontje Ion en ik de sleutel in een huis in Roemeens Sibiu. Vanaf nu zouden we dit gaan inrichten als ons huis, zouden we beginnen er ons ‘thuis’ van te maken.
      In die ene omdraai van de sleutel werden zeven nomadische jaren afgesloten. Deur open, pats, dicht!
      We zouden nog wel doorgaan met het organiseren van fietsreizen in het Vreemde Oosten, maar ons anker was definitief gelegd.
      Alle levensvragen leken uiteindelijk een antwoord te hebben gevonden.
      Na een feestelijk glas wijn om de thuiskomst te vieren, sloeg me de volgende ochtend de angst om het hart. Ik werd zelfs wakker met heuse ritmestoornissen. Er bekroop me het beklemmende gevoel dat de mooiste periode uit mijn leven voorbij was, dat de rest nooit kon evenaren wat we hadden meegemaakt in de afgelopen zeven vette jaren. Zouden we nu nog slechts gaan worstelen met de zeven magere?
      Na mijn wielrenperiode had ik een soortgelijk gevoel gekend en daar was een mooi boek uit voortgekomen, ‘De gladiolen en de doodHet schrijven ervan was een waar feest geweest en door het wielrenhoofdstuk zo af te sluiten, had ik de deur ook weer kunnen openzetten naar de toekomst.
      Anderhalve maand na de thuiskomst in Sibiu pakte ik de pen. Een onbedwingbare behoefte was opgekomen om te schrijven over de eerste ontmoeting met Dorina, over onze euforie op de Pakistaanse Karakoram Highway direct na 11 september, over mijn indringende eenzaamheid in Iran, over komische gebeurtenissen met onze Tropical Cyclist gasten, over Ion als nomadische baby in Azië, over onze familiale spanningen in het afgelopen jaar, kortom: over alles wat de zeven nomadische jaren zo buitengewoon en bijzonder had gemaakt.
      De pen hield niet op. Voortdurend probeerde ik me te beperken tot de meest sprekende gebeurtenissen, maar die selectie kon niet voorkomen dat het eerste manuscript van ‘Zeven nomadische jaren' uit 120.000 woorden bestond; viermaal het volume van De gladiolen en de dood'. Er was gewoon zoveel wat ik absoluut niet kon overslaan!
      En het verhalen zelf was wederom een festijn. Nadat ik om acht uur ‘s ochtends de pen had neergelegd (urenlang niet gestoord door slapende kinderen), droomde ik de rest van de dag over het hoofdstuk van de volgende ochtend. Het werd een verslavend ritme van schrijven en mijmeren.
      Vaak bekroop me ongeloof. Terugdenkend, herbelevend, geloofde ik vele malen niet dat dit alles werkelijk had kunnen gebeuren.
      Soms ook kwam het woord onbeschrijflijk boven. lets was onbeschrijflijk mooi, onbeschrijflijk spannend of onbeschrijflijk indrukwekkend geweest. Op die momenten voelde ik de beperkingen van het geschreven woord. Veel vaker echter bedacht ik dat schrijven een onbeschrijflijk sterke bron van inspiratie voor me is: de meest eigen wijze om al die vreemde ervaringen te delen met anderen.

Pascal Kolkhuis Tanke
Sibiu, 15 april 2006